Skip to main content

Zodra ik het eerste woord op m’n lippen nam, werd ze rustig en lag aandachtig te luisteren’’

Adriaan de Mol (31 jaar) is inmiddels ruim twee jaar werkzaam bij Verpleeghuis Elim in Barneveld. Hij werkt op de PG-afdeling die gericht is op ouderen met mentale gezondheidsproblemen, zoals dementie. Via het Hoornbeeck College volgde hij als zij-instromer de volwassenopleiding voor Verzorgende IG en in november is hij afgestudeerd.

Voordat Adriaan bij Elim kwam werken, heeft hij vijf en half jaar op kantoor gezet bij Avanti Keukens in Kesteren. ‘’Daar deed ik de planning en de service. De laatste twee jaar richtte ik me vooral op een stukje kwaliteit van montage en bezocht ik regelmatig de monteurs. Het was een leuke baan, maar de zorg trok al van jongs af aan.’’ Adriaan besloot om zijn droom achterna te gaan: ‘’Ik heb er absoluut geen spijt van.’’

 Kwetsbaarheid en liefde
‘’Ik vind het heel belangrijk om samen met de bewoners en collega’s te kunnen praten over het geloof. Samen bidden en danken voor het eten. We weten allemaal dat we bij ons sterven God ontmoeten. Daarover spreken met de bewoners, maar ook met m’n collega’s is voor mij heel waardevol.’’

De kwetsbaarheid die je ziet in de zorg en de liefde die je terugkrijgt van de bewoners vindt Adriaan treffend. ‘’Een lach of een traan op het gezicht van m’n medemens krijgen. Bij dementerenden krijg je voornamelijk non-verbale reacties terug. Pas was er een bewoner onrustig en veel aan het praten. Toen ging ik een stukje uit de Bijbel lezen. Ik zei dat tegen haar en zodra ik het eerste woord op m’n lippen nam, werd ze rustig en lag ze aandachtig te luisteren. Vervolgens bad ik met haar en zodra ik klaar was, zei ze heel betekenisvol ‘Amen’. Dat geeft echt meerwaarde om in een reformatorische organisatie te mogen werken.’’

Psalm 42
Een ervaring die Adriaan tot op de dag van vandaag nog is bijgebleven: ‘’Een half jaar geleden lag er een bewoner op sterven. Die vrouw gaf ontzettend veel liefde aan de zorg, aan haar kinderen, maar ze was geen prater. Alles was al snel goed. Ik zat naast haar sterfbed en ik vroeg aan haar welke psalm ze graag wilde zingen. Toen zei ze: ‘Ik wil graag ’t Hijgend hert zingen.’ En toen we klaar waren, zei ze: ‘Ik wil het nog een keer zingen.’ We zongen het nog een keer. Daarna zei ze: ‘Nu moet je ook Psalm 42 voor me lezen.’ Ik las het voor haar, ze lag met haar ogen dicht en zei: ‘Dat hert, dat ben ik, maar ook dat ik in de nacht zelfs Zijn lof mag vertellen.’ Daar kwam zoveel liefde in terug, dat vond ik zo’n bijzonder moment.’’